Vorige week
was het de oorlog (van Louis-Ferdinand Cˇline), volgende keer zal
het de dood zijn, dus deze week behandelen we graag de liefde. Om
precies te zijn die van schrijfster Josien Laurier. Haar eerste
boek, Een hemels meisje, was het relaas van een adolescente
die ergens op de Nederlandse bijbelbelt, de Veluwe, opgroeit in
een milieu dat over het algemeen als 'verstikkend' wordt aangeduid.
Verstikkend was het, dat donkerbruin eikehouten interieur en het
donkerbruin eikehouten leven dat de godvruchtige familie daarin
leidde. Geen wonder dat de hoofdpersoon haar uitweg zoekt in het
zingen - als ware het de weg naar verlossing. Want een uitweg is
noodzakelijk wanneer je dag na dag wordt gehersenspoeld met (de
goedheid van) de Almachtige Schepper.
Was het arme meisje maar in het tweede boek van Josien Laurier terechtgekomen.
Het zou een hele opluchting zijn geweest. In Het zal de liefde
wel zijn draait alles namelijk om, jawel, de liefde. We volgen
Sophie, een meisje van eenentwintig jaar, dat in een cafˇ werkt
en in een huis vol enge buren woont. Het ergste van alles is echter
dat de relatie met haar grote liefde Roy op de klippen loopt. Met
alle ellende vandien.
Het sterke aan Het zal de liefde wel zijn is dat het verhaal
zich in relatief korte tijd afspeelt: ˇˇn nacht en ˇˇn dag. Daardoor
zoekt de schrijfster de spanning en ontwikkeling vooral in de geest
van haar protagoniste. In korte zinnen, in een opzettelijk amechtige
stijl, schrijft Josien Laurier uiterst sterke passages aan elkaar.
Daar begint ze een manier van schrijven te raken die ver afstaat
van het koffie-met-speculaas-realisme van haar eerste boek, en die
de grenzen zoekt van wat er met de taal mogelijk is. Het verhaal
krijgt daardoor iets obsessiefs, iets dwingends dat de lezer ondanks
alles bij de keel grijpt en doet doorlezen.
'Ze grijnst zo breed als ze kan en vindt zichzelf lelijk. Dan
keert ze haar nek naar de spiegel. Bij haar voeten ligt een hoop
kleren. Nat, denkt ze. Vodden. Dweilen. Ze kijkt naar de deur en
haar hart begint te bonzen. Ze houdt de handdoek op. Ook nat. Ze
steekt haar hand uit naar het handvat. Ja, nee, nee. Ze knippert.
De handdoek is klein. Ze is minstens een meter langer.'
Bij teruglezing is Het zal de liefde wel zijn sterker dan
de eerste keer. Misschien omdat het uit de slagschaduw van Lauriers
debuut is gekomen.
© ROB
VAN ERKELENS / De Groene Amsterdammer