Andere recensies            Josien Laurier       


Recensie van De Verhalenbundel van Josien Laurier
door Ingrid Hoogervorst in De Telegraaf, 29 juli 2005.


INGRID HOOGERVORST

Wisselende verhalen van Josien Laurier



Josien Laurier heeft een weerbarstig schrijftalent.
Foto: Klaas Koppe
Het duurde even voordat ik het nieuwe boek van Josien Laurier ter hand nam. Dat zat hem in de flauwe titel die de schrijfster haar nieuwste publicatie meegaf: 'De verhalenbundel'. Laurier (Dirksland, 1967) debuteerde in 1993 met de roman 'Een hemels meisje' en publiceerde vervolgens 'Het zal de liefde wel zijn' (1994) en 'Voor ons ligt een dag van bramenjam' (1997).

Laurier heeft een weerbarstig schrijftalent dat zeven jaar geleden goed tot zijn recht kwam in de roman 'Voor ons ligt een dag van bramenjam', waarin we de grillige gedachten en fantasieën volgen van drie dames op een kantoor. In 'De verhalenbundel' zorgt ze er niet altijd voor dat haar fantasieën, associaties en beelden voor de lezer te volgen zijn. En vaak monden ze uit in een hoop meligheid.

In de vijftien verhalen draait het om mannen en vrouwen die dagdromen om op een of andere manier te ontsnappen aan de lelijkheid om hen heen. Een man gaat naar een opticien om een bril uit te zoeken, waarmee hij zijn zicht wil verminderen. Een ander droomt iedere nacht dat hij bij de dokter zit om zich te laten ombouwen tot vrouw.

Een architect kan zo goed 'lullen dat hij iedereen om krijgt' en heeft enorm succes met zijn gevangenissen, die eruitzien als transparante treinstations. Je kunt de criminelen niet zien, alleen hun reflecties. Of om het met een knipoog naar het wollige taalgebruik van vormgevers uit te drukken: 'de projecties van hun bewegingen'. De architect wordt in zijn eigen gevangenis opgesloten en meent van daaruit een wereldrevolutie te bewerkstelligen.

In twee verhalen laat de schrijfster dezelfde personages terugkeren. Een bejaarde, met smetvrees behepte onderzoeker die woedend wordt als zijn buitenlandse schoonmaakster zijn spullen beroert. Verderop in de bundel lezen we de gedachten van deze illegaal in het land verblijvende vrouw die begrijpt dat haar taak eruit bestaat niets te doen: 'zij zou alle krassen krassen laten, alle vlekken vlekken. Ze zou niet nogmaals zijn woede over zich afroepen. Meneer zou weten dat ze hem begrepen had'.

Laurier schrijft geestig en speels. Ze weet haar fantasieën soms behendig om te smeden tot absurde, tragikomische verhalen, maar blijft ook vaak steken in een idee, zoals 'De begrafenis' of 'De muis', en dan wordt een komisch bedoeld verhaal al snel flauw en nietszeggend. Neem: 'Lang zullen ze leven' over een vrouw die in het oerwoud naar haar lenzen zoekt. Ze gaat in haar dromen terug naar vroeger, toen ze nog op haar werk zat met ladders in haar panty's en haar lenzen in. Of is het andersom? Droomt de vrouw dat ze in een hut in het oerwoud van de Amazone woont en zit ze overdag op haar werk?


De schrijfster goochelt met woorden, laat haar ziek worden en weer beter en op zeker moment staat de vrouw bij de opticien die we al in eerdere verhalen tegenkwamen. Hij toont haar zijn collectie gekleurde lenzen maar ze vindt een betere oplossing om haar leven op te leuken: een baby. Aan het eind stopt ze de zuigeling in haar tas en neemt hem mee naar de jungle. Is het kind doodgeboren? Een zinsbegoocheling? De betekenis blijft in de lucht hangen.

Juist bij dit literaire genre, waarin de psychologie geen rol speelt en het meer om het idee dan een verhaal draait, ligt dit gevaar van lollige oppervlakkigheid op de loer. Als Laurier haar weerzin tegen de realistische weergave in literatuur een natuurlijker vorm kan geven, zou dat het resultaat ten goede komen.



Josien Laurier, 'De verhalenbundel'. Uitg. Querido. € 17,95, blz. 245.