Het
meisje zit aan haar bureau. Haar kamer is heel klein: anderhalf bij
tweeënhalf. Hij staat helemaal vol. Achter haar is het grote
scheepsbed met de bergruimte eronder. Boven het hoofdeinde is de kast
met de beeldjes van porselein. Dat is de ene muur. Voor haar is de
kast met de boekenplanken en het werkblad. Daarnaast is de klerenkast
en daarnaast, helemaal links in de hoek, boven de gitaar, hangt de
spiegel. Dat is de andere muur. De stoel past precies tussen de kasten
en het bed. Alles past precies. Ze hebben dit dure ameublement speciaal
voor deze kamer gekocht, zodat ze in de kleine ruimte toch alles kon
doen. Als je binnenkomt, is het twee stappen naar de stoel, en dan
sta je meteen voor het raam. Het raam is tegenover de deur.
Ze heeft
er vaak over gedacht haar kamer te veranderen. Dat hoort ze wel eens:
dat meisjes hun kamer veranderen. Dan verschuiven ze het bed en dan
zetten ze de stoel anders neer en dan kopen ze een nieuw tafeltje.
In deze kamer valt niks te veranderen. Niet alleen dooordat hij helemaal
vol staat, maar ook doordat alles is vastgeschroefd in de muren. Het
kan er nooit meer uit. Het bed kan niet door de deur en niet door
het raam. Het is ter plekke in elkaar gelijmd, net zoals de kasten.
Als het er ooit uit moet, zullen ze het eerst moeten slopen.
Haar kamer
ziet er dus al vijf jaar hetzelfde uit. De vloerbedekking is bruingrijs.
De kasten en het bed zijn bruin. De stoel is ook bruin. En de lamp.
En de vensterbank. En de lijst van de spiegel en de wekker en de gitaar
en de kaften van de schoolboeken. Allemaal bruin. Zelfs de bloemen
op de gordijnen en de ruitjes op het dekbedovertrek hebben een bruine
ondergrond. Alleen de kussens op het bed hebben andere kleuren. Die
heeft ze zelf gehaakt, van oranje, blauwe, gele en rode wol. Tussen
de kussens zit de grote bruine beer.